Er is iets grondig mis met Amsterdam. Nergens kun je meer komen. Probeer maar eens de Oostelijke Eilanden op te rijden zonder dat je in een wegafzetting, een tijdelijke omleiding of een betonnen blokkade belandt. Het is alsof de gemeente een weddenschap heeft afgesloten: hoeveel bewoners kunnen we vandaag psychisch breken met verkeersregelaars, oranje pionnen en gele bordjes waar ‘LET OP! NIEUWE SITUATIE’ op staat?
Nieuwe situatie? Het is nooit níét een nieuwe situatie daar.
De Oostelijke Eilanden zijn één groot verkeerskundig laboratorium, waar ambtenaren met te veel tijd en te weinig empathie proefjes doen op mensen. Overal geasfalteerde halve wegen, stoepen die ineens ophouden, fietspaden die eindigen in een kuil vol grind. Er wordt wel een planning doorgegeven, maar daar klopt niks van. De werkzaamheden zijn overal en nergens — vermoedelijk tot de wederopstanding van Napoleon.
Fluitje
Je vraagt je af wie er werkelijk aan het werk is. Want je ziet ze zelden, die wegwerkers. Er staan wel hekken, stapels stenen, verkeersregelaars met een blik alsof ze hun ziel ooit hebben ingeruild voor een fluitje, maar echte activiteit? Nauwelijks. Het is alsof de hele buurt gegijzeld is door de illusie van vooruitgang.
De bewoners — dappere Amsterdammers die ooit trots waren op hun stad — manoeuvreren inmiddels als veldsoldaten door het niemandsland tussen Kattenburg en Oostenburg. Een omleiding hier, een doodlopende weg daar, en ondertussen kijkt een of andere wethouder met een glimlach op de fiets naar zijn eigen beleidsstuk: “Duurzaam Bereikbaar Amsterdam.” Ja, duurzaam ontoegankelijk, dat is het.
De geur en de echo
En toch, ergens onder die laag van frustratie, voel je het nog: de stad die ooit vrij ademde. De geur van water, van hout, van oude schepen. De echo van arbeiders, kunstenaars, dronkaards en dromers. Ze zouden zich kapot lachen — of kapot ergeren — aan wat ervan geworden is en het is maar dat u het weet.
