Wanneer begon ik poëzie te lezen? Dat moet zo ongeveer vanaf mijn dertiende zijn geweest. Wie las ik toen? Jan Slauerhoff werd destijds op de middelbare school een ‘moderne dichter’ genoemd, in één adem met Hendrik Marsman, maar allebei toen al dood. Andere modernisten die in de schoolinteresse sfeer lagen waren Martinus Nijhoff en de Vlaamse expressionist Paul van Ostayen. Door onze twintiger leraar Nederlands maakten wij tieners van na de oorlog kennis met de laatstgenoemde door zijn experimentele gedicht BOEM Paukeslag. Maar van Ostayen mocht niet oud worden (tbc) en Nijhoff was in die tijd al in zijn laatste jaren.
Bertus Aafjes met een gezaghebbende stem als criticus had de ‘vijftigers’ juist neergesabeld in hun belang als poëtische stijlvernieuwers, dus deze Cobra sympathisanten en Dadaïsten kwamen er op school nog niet in. Nee, in mijn jonge jaren lag het focus toch vooral nog op Vondel tot en met Kloos. Wat is er in de volgende decennia veel veranderd!
Eén ding gemeen
Gerrit Kouwenaar, Lucebert en Hugo Claus werden groot, Simon Vinkenoog en Remco Campert haakten aan. Ik leerde ze kennen in hun werk ver na mijn middelbare schooljaren, ik vond echter veel onderlinge verschillen. Maar ze hebben één ding gemeen, ontdekte ik acht jaar geleden al: een uitstervende groep – op Remco Campert na.
En eergisteren 4 juli 2022 werd de rij afgesloten: Remco Campert is dood – als taaie overlever op een paar weken na 93 geworden – mede dankzij zijn lieve Deborah. Leo Vroman, wie ik nog onlangs bijzondere aandacht schonk, werd bijna 100. Die had zijn Tineke aan zijn zijde. Misschien zijn drank en rook het verschil tussen 93 en 100. Ik lees mijzelf nu terug als pleitbezorger voor een langdurig liefdesgelukkig leven.
Toch zijn het moeilijke dagen voor mij, juist in dezelfde week dat ik een goede vriend moest verliezen is die laatste vijftiger niet meer onder ons. Toen ik nog in de ouderwetse schoolbankjes zat had Remco net twee bundels uitgegeven: één in eigen beheer, één bij Uitgeverij Holland, waar redacteur Den Besten de roemruchte Windroos poëziereeks uitbracht, met een oog voor jong talent. Ook deze dichter is nu niet meer, ik vrees dat ik intussen ook oud geworden ben.
Maatschappij tegenover poëzie
Een voorbeeld hoe Remco de maatschappij tegenover de poëzie zette. De maatschappij rekent met de poëzie af met realisme als wapen, de poëzie schept juist de situatie die nodig is om de onmogelijkheid mogelijk te maken.
CREDO
ik geloof in een rivier
die stroomt van zee naar de bergen
ik vraag van poëzie niet meer
dan die rivier in kaart te brengen
ik wil geen water uit de rotsen slaan
maar ik wil water naar de rotsen dragen
droge zwarte rots
wordt blauwe waterrots
maar de kranten willen het anders
willen droog en zwart van koppen staan
werpen dammen op en dwingen
rechtsomkeert
Remco Campert – Uit: Vogels vliegen toch (1951)
Ook: Het huis waarin ik woonde (1955).
Foto: Remco Campert – Collectie Koninklijke Bibliotheek
* Laatste revisie op 6 juli 2022 door Redactie AC
Even het foto bijschrift aanpassen:
Foto: archief Café Eijlders, Amsterdam. fotograaf Willem Mesman.
Tja, doodgaan is ‘vurschrukkelijk’ zoals Peter de Wit het Sigmund laat zeggen. Persoonlijk vond ik de gedichten van Campert niet de meest aansprekelijke, wel zijn aardige observaties: ‘Sombermans actie’ bijvoorbeeld. Leo Vroman was mijn lievelingsdichter uit deze generatie. En de meest overgewaardeerde schrijver is ongetwijfeld Harry Mulisch…
Bart ik deel je bewondering voor Leo Vroman zoals je zult begrijpen wanneer je volgt wat ik publiceerde over deze schrijver-wetenschapper en zijn bijzondere liefdesgeschiedenis met Tineke. Verder vind ik vergelijken van kunst en hun makers over het algemeen een heikele zaak.
Daar heb je zeker gelijk in, John. Het vergelijken door met name kunstcritici van literatuur, schilderkunst en andere kunstvormen is een subjectieve bezigheid. Ik wilde slechts mijn subjectieve persoonlijke gevoel overbrengen.
Mulisch heeft natuurlijk altijd de meeste aandacht gehad, boeken van hem zijn verfilmd etc. Maar toch… Geef mij maar Leo Vroman. Campert heb ik diverse keren ontmoet (bij Eijlders natuurlijk en was naar mijn mening een hele aardige man.
Ja persoonlijke indrukken laten zich altijd gelden en zeker als je ‘makers’ uit ontmoetingen kent gaan die indrukken ook in je privémening over hun werk meespreken. Wat Remco Campert betreft ken ik hem net als jij van ontmoetingen o.a. bij Eijlders en geregistreerde interviews. Wat dat betreft maakte dat weinig verschil, dezelfde persoon. Dat had ik ook bij Simon Vinkenoog, of je hem in gesprek met een ander beluisterde of zelf met hem sprak. Dat zegt voor mij veel over authenticiteit. Zij waren zichzelf. Mulisch leek steeds een soort aureooltje boven zijn hoofd te hebben: wees je wel bewust wie je tegenover je hebt! Misschien maakte dat wel dat hij onbenaderbaar leek, terwijl ik van anderen hoorde dat hij best aanspreekbaar was als je hem op Leidseplein of Weteringschans ‘toevallig’ ontmoette. Misschien was het wel door dat beeld van hem dat veel mensen hem simpelweg niet durfden aan te spreken. Enfin ik heb van vele van zijn romans genoten. Maar De Ontdekking van de Hemel moest hem tot een evenknie van Dickens of Hemingway maken, dat zag ik er absoluut niet in. Ik vond dat er stof in zat voor minstens drie boeken dat met alle macht in één superverhaal moest samengebald. Ik vond het zeker niet de allerbeste en heb die ‘bijbel’ na een uurtje lezen menig keer voor een hele poos weggelegd. Dus misschien wie weet toch ook dat de gedachte aan overwaardering een enkel keer wel eens speelde. Meer denk ik dan toch aan mijn verhouding tot het werk van a.f.th. die het zo ver heeft geschopt zonder achternaam te worden geciteerd. Maar om dit alles te relativeren: in plaats van prozaschrijver ben ik toch vooral dichter, dus neem alles maar met de nodige korrels zout. 🙂
John,
De ‘ontdekking van de hemel’, wat een slecht verhaal eigenlijk, heb het net herlezen. Het markeert Mulisch als een schrijver met ‘neiging tot’ grootheidswaanzin. Dat gevoel had ik al bij het ‘stenen bruidsbed’. En de suggestie van ‘telefoon voor meneer Mulisch’ bij Amercain, ach, dat kent toch iedereen die nog leest? Ik moet eerlijk zeggen dat nog maar weinig Nederlandse schrijvers mij kunnen boeien, ik lees vaak Ierse schrijvers (ken je Erin Hart? (waarschijnlijk pseudoniem) en ook heel veel engelstalige schrijvers van nu. De Nederlandse literatuur kan mij nog maar weinig boeien.
Wat de literatuur van de jaren ’60 betreft: er zijn een hoop parels en ook een hoop rotzooi: mijn voorkeuren zijn niet interessant, maar ik koester mijn favorieten!
mail maar wat eigen werk!
Non fictie boeit mij het meest Bart, daar vind je nog echte intelligentie. Ik moet niets hebben van de golven gefantaseerde onmogelijke detectives die als de bekende warme broodjes over de toonbank gaan. Pak liever een Geert Mak of Bas Heijne.
Geert Mak, tja daar zeg je wat, vroeger een goede journalist en later een voor mij zeer bijzonder schrijver van mooie boeken: ‘een geschiedenis van Amsterdam’, Hoe God verdween uit Jorwerd’, ‘De brug’, etc. Helemaal eens: zeer gewaardeerd!
Maar soms is fictie ook wel leuk, meeste detectives uitgezonderd, met 1 uitzondering: Charles den Tex, hij schrijft wat eigenlijk ook gebeurd is, maar dan zo dat je denkt dat het fictie is… ( ‘de macht van meneer Miller, ‘Dump’ , ‘Cel’ etc.).
Maar poëzie is toch ook meer mijn ding…
John,
ach, ik zag je laatste opmerking over a.f.t. over het hoofd: Adrie was een gewaardeerde buurman, samen met zijn vriendin Mirjam, in de tijd dat ik nog in de van Ostadestraat in Oud Zuid woonde, hij en anderen woonde ‘antikraak’ zoals we dat nu noemen, wij kraakten de ‘Fabriek’ om er een drukkerij, een woongroep en een theater (de oervorm van het ‘van Ostadetheater’ in te vestigen…
Ik woonde er ook enige tijd, en heb Adrie een aantal keren ontmoet. Volgens mij was hij toen al bezig met de cyclus ‘de Tandeloze tijd’, gezien zijn bemerkingen over de kraakbeweging en het Amsterdam van pakweg 1980…
Zijn verhaal over zijn verloren zoon Toni heb ik niet kunnen lezen. (te moeilijk).
Zie ik toch ook vooral als een vorm van traumaverwerking. Uit respect lees je welwillend, de ervaring is natuurlijk verschrikkelijk, maar ben je dan nog in staat zo’n werk literair te beoordelen? Hoeveel vaders of moeders zouden ook hun bij de MH17ramp verloren kind een boek als aandenken in het hiernamaals willen meegeven, maar zou een uitgever zo’n manuscript in overweging nemen wanneer de indiener niet de status van a.f.th. heeft?